
Het jaar 2018
eindigde met de adviesaanvraag
van Minister Van Engelshoven aan de Raad voor Cultuur over thema’s in het
cultuurbeleid en ontwikkelingen op het gebied van kunst, erfgoed en creatieve
industrie. Het onderwerp cultuureducatie komt erin uitgebreid aan bod, maar alleen wat betreft de
jeugd. Een belangrijk inzicht uit het onderzoek naar cultuurdeelname (zie mijn
boek) is echter (a) dat mensen sterk verschillen in vaardigheden om culturele
informatie te verwerken en (b) sterk verschillen in de waarden die bepalend
zijn voor levensstijl en gedrag. Bij diverse auteurs en ook uit onderzoek van
het SCP komt naar voren dat de vaardigheden en ook de waarden veranderen met de
leeftijd. Hieruit volgt dat het bij het cultuurparticipatiebeleid belangrijk is
om onderscheid te maken tussen behoeften en mogelijkheden voor jeugd,
volwassenen en ouderen.
Cultuurdeelname is gezond
De interesse voor
de behoeften van ouderen is betrekkelijk nieuw. In het kielzog van de Wereld
Gezondheid Organisatie (WHO) die in 2007 het concept van de age-friendly cities
lanceerde (als antwoord op de vergrijzing van de wereldbevolking) proberen vooral
veel gemeenten tegenwoordig de ouderen te stimuleren om in de samenleving te
blijven participeren en eraan bij te dragen. Hierbij speelt mee dat de
gemeenten zich sinds de decentralisatie van de zorg aan langdurig zieken en
ouderen (2015) genoodzaakt zien om echt werk te maken van deze participatie.
Actief zijn – en dus ook het deelnemen culturele activiteiten – heeft een
positief effect op de vitaliteit, de gezondheid en het welzijn van ouderen. Het
Fonds voor Cultuurparticipatie bijvoorbeeld startte daarom in 2016 met vijf
steden het programma Lang Leve Kunst. Op weg naar Age Friendly Cities. Ook zijn
er veel lokale initiatieven. Een interessant overzicht hiervan is in 2016 gemaakt
door Sandra Trienekens: Preventie,
zelfregie en participatie met kunst en cultuur. Inspiratiegids voor lokaal
beleid. Het gedachtengoed dat hierin aan de dag wordt gelegd mis
ik in de adviesaanvraag van de minister.
Centraal in de
gids staan ‘participatieve kunstpraktijken’. Deze draaien om actuele vragen die
spelen bij de betrokkenen. Betrokkenen nemen actief deel, de praktijken zijn
artistiek uitdagend en brengen verandering teweeg. Het zijn kunstenaars,
kunstvakdocenten, kunstencentra en andere culturele organisaties die deze
kunstpraktijk opzetten in samenwerking met partners uit het sociale domein. De
inzet is een duurzame samenwerking tussen cultuur, zorg en welzijn. De samenwerking
is succesvol, maar nog niet vanzelfsprekend.
Denken in ‘vensterleeftijden’
Een manier om
beleidsmatig om te gaan met verschillende levensfasen is het geven van aandacht
aan zogeheten ‘vensterleeftijden’. Dit zijn de leeftijden waarop mensen extra ontvankelijk
zijn voor nieuwe inzichten en impulsen: de kindertijd, de vroege adolescentie
en de derde levensfase. Een goed aanbod op het vlak van cultuureducatie is op
al deze leeftijden belangrijk en zou een speerpunt van beleid kunnen zijn. De
derde levensfase heeft betrekking op de periode waarin mensen na hun arbeidzame
leven veel vrije tijd krijgen. Juist bij deze actieve ouderen is er veel
belangstelling voor kunst en cultuur, voor historie en erfgoed. Het verrijkt
hun leven. Mensen in deze groep gaan musea en klassieke concerten bezoeken,
iets wat zij daarvoor nooit deden. Beleidsmakers denken dan soms dat er een
probleem is (“help, het publiek vergrijst”), maar in feite gaat het om nieuwe
aanwas, zoals de SCP-rapporten uit 2005 en 2009 laten zien: ouderen tonen meer
belangstelling voor de traditionelere vormen van cultuur; musea en monumenten,
en ook ballet en klassieke muziek trekken vooral meer 65-79-jarigen. Ook bij de
kunstbeoefening signaleert het SCP dat geleidelijk steeds meer mensen op latere
leeftijd een kunstdiscipline gaan beoefenen.
Deze
‘praktijkles’ uit De
essentie van cultuurbeleid en -management mag in het cultuurbeleid van de
komende jaren naar mijn smaak niet ontbreken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten