Zoeken in deze blog

maandag 20 augustus 2018

Het ontstaan van een ministerie in de zomer van 1918

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zoals wij dat nu kennen is de opvolger van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen dat in 1918 werd opgericht. In 1988 was het departement mijn eerste werkgever. En in deze zomer waarin ik werk aan een publicatie over de grondbeginselen van cultuurbeleid en -management stuit ik geregeld op boeiende aspecten uit de geschiedenis van dit ministerie. Tijd om even stil te staan bij het feit dat het departement exact 100 jaar geleden tijdens een zomerse kabinetsformatie in augustus ontstond.
 

De Eerste Wereldoorlog had ook op Nederland een grote impact. Zo kreeg ons 6 miljoen inwoners tellende land te maken met ca. een miljoen vluchtelingen die de grens overtrokken om bescherming te zoeken tegen het oorlogsgeweld. Daarnaast was er voedselschaarste (mede door de blokkade van de handel met Duitsland) en zorgde de terugtocht van Duitse troepen voor spanningen. Tegen deze achtergrond slaagde het kabinet Cort van der Linden er in 1917 in twee grote maatschappelijke kwesties op te lossen via wijzigingen van de grondwet: de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs en de invoering van algemeen (mannen)kiesrecht. In juni 1918 werden voor het eerst verkiezingen gehouden op basis van dit algemeen kiesrecht. Na de verkiezingen werd de katholieke voorman Nolens informateur. Hij bracht een programma tot stand van de drie christelijke partijen, ARP, CHU en Rooms-Katholieken. Minister-president werd de katholiek  Charles Ruijs de Beerenbrouck, op dat moment Commissaris van de Koningin in Limburg.
 

Het kabinet trad op 9 september 1918 aan. Een nieuwtje was de oprichting van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW). Hiertoe was tijdens de formatie in de zomer van 1918 besloten. Als reden werd opgegeven de te verwachten overbelasting van de minister van Binnenlandse Zaken. Het nieuwe ministerie van OKW was samengesteld uit twee afdelingen die voorheen onder Binnenlandse Zaken vielen. Binnen dat ministerie had sinds 1875 de afdeling Kunsten en Wetenschappen bestaan waarvan Victor de Stuers het eerste hoofd was en waarbinnen A.J.M. Mulder als Rijksarchitect voor de monumenten de leiding had van het Bureau ter bewaring van en het toezicht op de Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Dit bureau stond ook ten dienste van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg.
 

Het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bleef bestaan tot 1965, toen het werd opgesplitst in enerzijds het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en anderzijds het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (O&W, 1965-1994), de voorgangers van het huidige ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Op de foto de Ministerraad van 1918. V.l.n.r. Idenburg, König, Aalberse, Ruijs de Beerenbrouck, Van Karnebeek, Van IJsselstein, Heemskerk, De Visser (half zichtbaar), Alting von Geusau en De Vries. Naudin ten Cate is verscholen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten