Zoeken in deze blog

zaterdag 7 december 2024

Op weg naar een nationale bibliotheek-app

De grootste vereniging van Nederland is de ANWB met meer dan vijf miljoen leden. Als je lid bent kun je profiteren van allerlei voordelen zoals pechhulp en kortingen op uitjes, vakanties, verzekeringen, autorijlessen en producten in de ANWB-webwinkel. Al lang droom ik ervan dat alle bibliotheekleden in Nederland (1,3 mln. volwassenen en 2,3 mln. jeugdleden) gebruik kunnen maken van één en dezelfde bibliotheek-app en daarmee genieten van allerlei culturele en educatieve kortingen.

In Finland en Estland heeft iedereen met een ID-kaart of digitale identiteit toegang tot de diensten van de bibliotheek dankzij het bestaan van een landelijk digitaal bibliotheeksysteem. Ook in Nederland komt dat perspectief snel dichterbij nu er ten eerste één inlogaccount voor alle bibliotheekdiensten is gerealiseerd (dankzij het project Single Identity) en ten tweede de coöperatie SDI is opgericht op 4 december jl.

Ideaalbeeld

In Nederland zijn we tot dusverre niet verder gekomen dan het concept van ‘gastlenen’. Dit dateert uit 2011 en houdt in dat je als bibliotheeklid gebruik kunt maken van de collecties van andere bibliotheken zonder dat je daarvan apart lid hoef te worden (en voor moet betalen). Een prettige service, die echter in de verste verte nog niet lijkt op mijn ideaalbeeld: een lidmaatschap waarmee je met één app niet alleen in álle bibliotheken van Nederland een boek kunt lenen, maar ook een werkplek kunt boeken, koffie & wifi kunt krijgen, korting krijgt op cursussen én toegang hebt tot de e-books en luisterboeken van de Online Bibliotheek van de KB. Dit ideaal is alleen te realiseren als (1) gebruikers slechts één digitale identiteit hebben en (2) er een geïntegreerd landelijk bibliotheeksysteem is. 

Meer dan 100 bibliotheken hebben zich nu verenigd

In 2015/2016 probeerde ik als interim-directeur van de Vereniging van Openbare Bibliotheken - VOB om het versnipperde landschap van bibliotheeksystemen aan elkaar te knopen met als ultiem doel te komen tot één landelijk bibliotheek-lidmaatschap. Dat lukte toen niet en ook latere pogingen tot meer standaardisatie haalden helaas niet de eindstreep. Op 4 december is de Coöperatie SDI (Samen Digitaal Innoveren) opgericht, vooral dankzij de stuwende inzet van Peter van Eijk (Cubiss/BiSC) en een financiële bijdrage van het ministerie van OCW. In de coöperatie hebben 102 van de 130 openbare bibliotheken in Nederland de krachten gebundeld om te komen tot wat ze in Vlaanderen noemen ‘een eengemaakt bibliotheeksysteem’.

Het ‘eengemaakte’  bibliotheeksysteem gloort

Het doel van zo’n sectorsysteem is natuurlijk primair de samenwerking tussen bibliotheken te versterken, hun diensten toegankelijker te maken voor gebruikers, gezamenlijke inkoopmacht te organiseren tegen grote softwareleveranciers (belangrijk voor kostenbesparing!) en een collectief Computer Emergency Response Team (CERT) te kunnen formeren tegen de groeiende computercriminaliteit. En aan de einder gloort voor mij ook het perspectief van het nationale lidmaatschap.

Naar 6 miljoen actieve gebruikers

Door een gestandaardiseerd ict-systeem met bijbehorende klantregistratie op basis van één digitale identiteit wordt het mogelijk om lokaal lid te worden (en te betalen voor de lokale dienstverlening) en tegelijkertijd als landelijke gebruiker te worden geregistreerd. Net zoals bij de museumkaart ontstaat zo een landelijke database. Het aantal museumkaarthouders bedraagt nu 1,5 miljoen, het aantal gebruikers van een nationale bibliotheek-app zal bij de start meer dan twee keer zo groot zijn.

Het is mijn overtuiging dat dit aantal in een bestek van enkele jaren kan verdubbelen tot ruim 6 miljoen actieve gebruikers wanneer het gebruik van de bibliotheek-app betekent dat je bijvoorbeeld ook het Libris Magazine gratis krijgt toegestuurd, korting krijgt bij de Open Universiteit, geattendeerd wordt op schrijverslezingen, reductie krijgt voor literaire evenementen of er mee terecht kunt in de spoordeelwinkel van de NS. 

Voor cultuur- en bibliotheekminnend Nederland is dit een heerlijk vooruitzicht. Ik wens de coöperatie SDI een heel voortvarende start.

woensdag 6 november 2024

Benut de cultuurconvenanten voor gemeenschappelijke doelen en een zorgplicht

Deze week volgde ik een webinar van de Erfgoedacademie over wijzigingen in de Erfgoedwet en las ik met plezier de blogpost van Mark Deckers over de belangrijkste veranderingen in de Bibliotheekwet. Een rode draad in de veranderingen is dat ze pogen de coördinatie tussen de overheden te verbeteren. Het kan dus wel: cultuurwetten aanpassen om te zorgen voor een betere afstemming tussen rijk, provincies en gemeenten. Waarom het dan zo lang moet duren voordat de Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt gewijzigd, is mij onduidelijk. Ik zou zeggen: hoogste tijd voor een bypass.

Het advies van de Raad voor Cultuur over het vernieuwen van het culturele bestel is inmiddels bijna een jaar oud (Toegang tot cultuur, jan. 2024). Het advies bepleit een duidelijkere taakverdeling en betere afstemming tussen overheden waarbij de zorg voor cultuur wordt verankerd en er betere afstemmingsmechanismen komen, zodat “de verschillende bestuurslagen meer als één overheid verantwoordelijkheid nemen voor cultuur in Nederland.” Naar mijn mening hoeft deze wetgeving niet te wachten op de invoering van andere voorstellen die de raad heeft gedaan, maar is er alle reden om de noodzakelijke veranderingen nú te agenderen.


Werken als één overheid

Het culturele stelsel functioneert door zijn vele onderlinge afhankelijkheden als een raderwerk. Dat gedijt bij een duurzame taakopvatting van de overheden die in wetgeving en bestuurlijke afspraken wordt geborgd. Het cultuurbestel is erbij gebaat wanneer rijk, provincies en gemeenten het stelsel tegemoet treden ‘als één overheid’ (zie ook de Studiegroep IFV 2020). Op dit moment is dat niet het geval, waardoor er helaas sprake is van:
  • Witte vlekken in (delen van) het culturele aanbod, zowel provinciaal als lokaal.
  • Uitholling van de financiële steun van gemeenten voor kunst en cultuur, zeker nu het Ravijnjaar 2026 nog altijd dreigt.
  • Blinde vlekken bij de rijkscultuurfondsen waar het gaat om het belang van de regio.
  • Wisselende arrangementen die worden getroffen om tekortkomingen te compenseren, zoals de stedelijke cultuurregio’s.

Een wet met gezamenlijke doelen en een zorgplicht

Een eerste stap om tot meer coördinatie tussen de overheden te komen is het formuleren van duidelijke gezamenlijke doelen van beleid. Al in 2017 adviseerde de Raad voor Cultuur (in de verkenning Cultuur voor stad, land en regio) om inspirerende en herkenbare doelstellingen te formuleren die richtinggevend zouden kunnen zijn voor Rijk, gemeenten én provincies. De raad bepleitte het vaststellen en verankeren van de volgende doelen:

  • Dat creatieve en kunstzinnige talenten kansen en mogelijkheden krijgen om zich artistiek te ontplooien.
  • Dat iedereen, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen en woonplaats, toegang heeft tot cultuur.
  • Dat er een pluriform aanbod van cultuur is gegarandeerd, waarin het bestaande wordt gekoesterd en het nieuwe wordt omarmd.
  • Dat er een veilige haven is voor cultuur om te kunnen reflecteren op de samenleving en haar burgers, waarop ook kritiek geleverd kan worden.

Deze doelen zijn een stuk concreter dan de tekst die nu in de wet staat en brengen, als wordt bepaald dat ze voor álle overheden gelden, een gecoördineerde aanpak een stuk dichterbij. En als daaraan wordt toegevoegd dat gemeenten groter dan 30.000 inwoners een zorgplicht hebben voor voldoende (en voldoende toegeruste) podia en presentatieplekken dan zijn we een eind gevorderd op de weg naar het waarborgen van het culturele leven in ons land.


Bypass: de cultuurconvenanten

Op dit moment wordt in het land door beleidsadviseurs van rijk, provincies en gemeenten druk gewerkt aan het maken van nieuwe cultuurconvenanten voor de komende vier jaar. Het is altijd moeilijk om die convenanten ook beleidsrijk te maken. Meestal zijn het niet meer dan betaalafspraken tussen de overheden, waarbij al bij voorbaat vast staat over welke organisaties die afspraken gaan. Een goede toevoeging zou ditmaal zijn dat de overheden al vooruit lopen op het traject van wetswijziging en in de convenanten de gemeenschappelijke doelen van beleid opnemen en de zorgplicht voor podia en presentatieplekken (zie hiervoor) en hierbij streven naar een functioneren ‘als één overheid’. Ik roep het IPO en de VNG op om hun leden in deze richting te adviseren en hoop dat het rijk nu eindelijk deze ‘stap naar voren’ durft te zetten.

maandag 18 maart 2024

Contouren van een Kunstenwet

De brancheorganisaties in de podiumkunsten ondertekenden op 13 maart jl. een verklaring waarin zij de intentie uitspreken om samen met gemeenten en provincies te komen tot een wettelijke verankering van het kunstbeleid.[i] Dit gebeurde tijdens het congres 'Eén Overheid' dat voortborduurde op het advies van de Raad voor Cultuur over het toekomstige culturele bestel (‘Toegang tot cultuur’). De vraag is wat in zo’n wet moet worden geregeld. Hierbij geef ik vanuit mijn persoonlijke optiek een voorzet.






Overwegingen

Een wet met daarin duidelijke doelstellingen geeft houvast als het gaat om de vraag waarop het beleid zich moet richten en wie waarvoor verantwoordelijk is. Juist een beleidsterrein dat wordt gekenmerkt door versnippering kan hierbij baat hebben. Het beleidsterrein van de kunsten strekt zich uit over verschillende overheidslagen en er zijn zowel private als publieke organisaties bij betrokken. Dan helpt het enorm om gedeelde doelstellingen te hebben. Die kunnen dienen als gezamenlijk kompas: een richtinggevend kader voor het gezamenlijke of onderling afgestemde handelen van de diverse overheden en de vele culturele organisaties. Het inmiddels tweemaal geprolongeerde Bestuurlijk Kader Cultuur en Onderwijs (2013) laat zien hoe succesvol zo’n gezamenlijke focus kan zijn.[ii]

Behalve gezamenlijke doelen moeten ook de verantwoordelijkheden van de overheden in de wet worden omschreven. Zo wordt duidelijk dat zij samen de zorg hebben voor ons culturele leven. Daarbij is het van belang om tevens te benadrukken dat de minister van cultuur een zorgplicht heeft voor het functioneren van het culturele bestel als geheel. Hiermee wordt meteen ook tot uitdrukking gebracht dat het recht op deelname aan cultuur een grondrecht is, vastgelegd in artikel 15 van het VN-verdrag uit 1966 inzake de economische, sociale en culturele rechten van de mens. Eigenlijk is het vreemd dat we naast een Mediawet, een Erfgoedwet en een Bibliotheekwet niet al lang zo’n Kunstenwet hebben.

Als kapstok voor de wet kan het stelselmodel van Berenschot goede diensten vervullen (zie afbeelding). Dit model heeft zeggingskracht voor zowel grote landelijke stelsels als regionale en lokale ecosystemen. Het maakt duidelijk dat het culturele bestel – met zijn vele onderlinge afhankelijkheden - erbij is gebaat als rijk, provincies en gemeenten samen dat bestel benaderen ‘als één overheid’. Dit geldt voor het landelijke bestel, maar geldt ook voor provinciale en regionale constellaties – denk bijvoorbeeld aan de stedelijke cultuurregio’s.

Het Berenschot-stelselmodel gaat uit van vier elementen: gezamenlijke doelen, diverse actoren, onderlinge coördinatie en inzet van middelen.

Doelen

De Raad voor Cultuur formuleerde in zijn verkenning Cultuur voor stad, land en regio (2017) de doelen die zich lenen voor wettelijke verankering. Deze zijn prima:
  1. Creatief en kunstzinnig talent in alle genres en disciplines krijgt voldoende kansen en mogelijkheden om zich artistiek te ontplooien.
  2. Iedereen in Nederland heeft, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen en woonplaats, toegang tot cultuur.
  3. De overheid waarborgt een pluriform aanbod van cultuur, waarin het bestaande wordt gekoesterd en het nieuwe wordt omarmd.
  4. Er is een wederkerige relatie tussen cultuur en samenleving. Cultuur functioneert als veilige haven om kritisch te kunnen reflecteren op de samenleving en haar burgers. Omgekeerd geeft de culturele sector zich rekenschap van zijn plek in de maatschappij.[iii]

Actoren

In een stelsel werken de actoren samen aan het realiseren van de doelen. Dat is het meest succesvol als elke actor dat doet vanuit zijn eigen kracht en verantwoordelijkheid. Een goede samenwerking is gebaat bij afspraken over de rolverdeling. Die rollen kunnen in de wet als volgt worden bepaald:

Rijksoverheid:
zorgplicht voor het functioneren van het culturele stelsel als geheel. En voor de borging van cultuureducatie in het onderwijs. En daarnaast is het rijk – in afstemming met provincies en gemeenten – verantwoordelijk voor de publieke cultuurfondsen die zorgen voor (a) de financiering van een landelijke culturele basisinfrastructuur en (b) het beheer van de rijkscollectie.

Gemeenten: verantwoordelijk voor het cultureel vastgoed, in het bijzonder de accommodaties voor de kunsten (podia, presentatieruimten, ateliers, oefenruimten). En voor het stimuleren van cultuureducatie en cultuurparticipatie. Daarnaast zou wat mij betreft moeten gelden dat elke gemeente voor zichzelf dient te bepalen of zij zichzelf ziet als een cultuurgemeente. Cultuurgemeenten verplichten zich tot het periodiek maken van een cultuurnota, het jaarlijks indexeren van de cultuursubsidies en het participeren in een afstemmingsoverleg met de provincie. Zij kunnen meefinancieren aan kunstproducerende organisaties en projecten die door de landelijke publieke fondsen mede worden ondersteund.

Provincies:
verantwoordelijk voor - uit oogpunt van economies of scale - inhoudelijk ondersteunen van zowel kleinere gemeenten als kleine culturele organisaties. Zij hebben in dat kader een taak in het bevorderen van uitwisseling, kennisdeling en samenwerking. Daarnaast hebben provincies een rol in de financiering van bovenlokale voorzieningen en bevorderen zij de diversiteit en spreiding van culturele voorzieningen in de regio. Dit doen zij onder meer door te fungeren als aanjager van innovatie en talentontwikkeling. Ook de provincies kunnen meefinancieren aan kunstproducerende organisaties en projecten die door de landelijke publieke fondsen mede worden ondersteund.[iv]

Coördinatie

De wet dient het rijk, de provincies en wat ik noem ‘cultuurgemeenten’ een zorgplicht te geven wat betreft zowel het landelijke stelsel als de regionale en lokale culturele ketens. Voor een keten kan ook worden gelezen: infrastructuur, ecosysteem of radarwerk. Iedere keten bestaat uit vier schakels, ook wel functies te noemen, die onderdeel uitmaken van de culturele cyclus:
  • Leren (in- of buitenschools of via de amateurkunst).
  • Produceren (amateurkunst, professionele kunstproductie).
  • Presenteren (podia, musea, festivals, galeries, de openbare ruimte).
  • Interesseren (draagvlakvorming, marketing, sponsoring, mecenaat).
De zorgplicht krijgt gestalte doordat de overheden periodiek een plan moeten maken voor het zo optimaal mogelijk laten functioneren van de culturele keten op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Plannen moeten in afstemming tussen de overheden vorm krijgen, via op overeenstemming gericht overleg. Overheden die meedoen aan de planvorming moeten zich eraan verbinden om in ieder geval hun cultuurbudget mee te laten groeien met de consumentenprijsindex. En een onderdeel van de plannen zou een impulsgeldenprogramma moeten zijn: een budget om ontluikende initiatieven de kans te geven zich verder te ontplooien.

Middelen

Al decennia blijkt dat de gezamenlijke financiering van initiatieven en instituties door Rijk, provincies, gemeenten en fondsen van grote waarde is voor de cultuursector. Cofinanciering vormt niet alleen een afweermechanisme tegen bezuinigingen, maar is ook een vliegwiel is voor extra inspanningen. Institutionele actoren willen net als mensen niet voor elkaar onderdoen en spiegelen zich graag aan elkaar. Wat opvalt: organisaties die deel uitmaken van een cultuurconvenant (bijvoorbeeld tussen Rijk, provincies en grote gemeenten) worden zelden geconfronteerd met bezuinigingen, grote projecten zoals ‘Culturele Hoofdstad van Europa’ worden altijd door meerdere overheden en fondsen gedragen en succesvolle initiatieven worden meestal vanuit meerdere bronnen mogelijk gemaakt. In de wet kan het uitgangspunt worden opgenomen dat waar mogelijk cofinancieringsafspraken (tussen rijk, provincies, gemeenten en culturele actoren (wat betreft hun publieksinkomsten) de basis vormen van de landelijke en regionale systemen van coördinatie.

Daarnaast zou het wenselijk zijn als provincies en gemeenten mede een rol krijgen in het toezicht op en de koers van de publieke landelijke cultuurfondsen (Fonds Podiumkunsten, Mondriaanfonds). Een alternatief is dat er wordt gekomen tot vier grote regionale fondsen waarop de provincie en gemeenten bestuurlijk invloed hebben. Beslissingen over de hoofdlijnen van het cultuuraanbod worden dan alleen na afstemming tussen de overheden genomen.

Bij de regelingen waarmee de fondsen werken moet cofinanciering met provinciale en gemeentelijke middelen zoveel mogelijk het uitgangspunt zijn. Een goed voorbeeld is de huidige podiumregeling van het Fonds Podiumkunsten die podia financieel ondersteunt bij het presenteren van een professioneel, kwalitatief en pluriform podiumkunstenaanbod. Een regeling als deze zou de voorwaarde moeten stellen dat ook een provincie of een gemeente programmeringsgeld beschikbaar stelt voor het podium dat een aanvraag. Dit vanuit het uitgangspunt dat als iets lokaal of regionaal niet van belang wordt geacht en financieel wordt gesteund, dit geacht mag worden ook landelijk van onvoldoende betekenis te zijn.





[i] Ondertekend door Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK), Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF), Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD), de Vereniging van Nederlandse Orkesten (VvNO), de Verenigde Podiumkunstenfestivals (VFPK) en de Vereniging Vrije Theater Producenten (VVTP).


[ii] In het kader (oorspronkelijk daterend uit 2013) staan afspraken tussen de minister van OCW, de PO-Raad, gemeenten en provincies over het beleid ten aanzien van (de bevordering van) cultuureducatie.


[iii] Raad voor Cultuur, Cultuur voor stad, land en regio. De rol van de stedelijke regio’s in het cultuurbestel (Den Haag 2017a).


[iv] Op pagina 73 van het advies Toegang tot Cultuur van de Raad voor Cultuur staat een meer gedetailleerde aanzet voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheden voor taken op het gebied van cultuur.