Het advies van de Raad voor Cultuur over het vernieuwen van
het culturele bestel is inmiddels bijna een jaar oud (Toegang
tot cultuur, jan. 2024). Het advies bepleit een duidelijkere taakverdeling
en betere afstemming tussen overheden waarbij de zorg voor cultuur wordt verankerd
en er betere afstemmingsmechanismen komen, zodat “de verschillende
bestuurslagen meer als één overheid verantwoordelijkheid nemen voor cultuur in
Nederland.” Naar mijn mening hoeft deze wetgeving niet te wachten op de invoering
van andere voorstellen die de raad heeft gedaan, maar is er alle reden om de
noodzakelijke veranderingen nú te agenderen.
Werken als één overheid
Het culturele stelsel functioneert door zijn vele onderlinge
afhankelijkheden als een raderwerk. Dat gedijt bij een duurzame taakopvatting
van de overheden die in wetgeving en bestuurlijke afspraken wordt geborgd. Het
cultuurbestel is erbij gebaat wanneer rijk, provincies en gemeenten het stelsel
tegemoet treden ‘als één overheid’ (zie ook de Studiegroep IFV 2020). Op dit moment is dat niet het geval, waardoor
er helaas sprake is van:
- Witte vlekken in (delen van) het culturele aanbod, zowel provinciaal als lokaal.
- Uitholling van de financiële steun van gemeenten voor kunst en cultuur, zeker nu het Ravijnjaar 2026 nog altijd dreigt.
- Blinde vlekken bij de rijkscultuurfondsen waar het gaat om het belang van de regio.
- Wisselende arrangementen die worden getroffen om tekortkomingen te compenseren, zoals de stedelijke cultuurregio’s.
Een wet met gezamenlijke doelen en een zorgplicht
Een eerste stap om tot meer coördinatie tussen de overheden
te komen is het formuleren van duidelijke gezamenlijke doelen van beleid. Al in
2017 adviseerde de Raad voor Cultuur (in de verkenning
Cultuur voor stad, land en regio) om inspirerende en herkenbare
doelstellingen te formuleren die richtinggevend zouden kunnen zijn voor Rijk,
gemeenten én provincies. De raad bepleitte het vaststellen en verankeren van de
volgende doelen :
- Dat creatieve en kunstzinnige talenten kansen en mogelijkheden krijgen om zich artistiek te ontplooien.
- Dat iedereen, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen en woonplaats, toegang heeft tot cultuur.
- Dat er een pluriform aanbod van cultuur is gegarandeerd, waarin het bestaande wordt gekoesterd en het nieuwe wordt omarmd.
- Dat er een veilige haven is voor cultuur om te kunnen reflecteren op de samenleving en haar burgers, waarop ook kritiek geleverd kan worden.
Deze doelen zijn een stuk concreter dan de tekst die nu in de wet staat en brengen, als wordt bepaald dat ze voor álle overheden gelden, een gecoördineerde aanpak een stuk dichterbij. En als daaraan wordt toegevoegd dat gemeenten groter dan 30.000 inwoners een zorgplicht hebben voor voldoende (en voldoende toegeruste) podia en presentatieplekken dan zijn we een eind gevorderd op de weg naar het waarborgen van het culturele leven in ons land.
Bypass: de cultuurconvenanten
Op dit moment wordt in het land door beleidsadviseurs van
rijk, provincies en gemeenten druk gewerkt aan het maken van nieuwe
cultuurconvenanten voor de komende vier jaar. Het is altijd moeilijk om die
convenanten ook beleidsrijk te maken. Meestal zijn het niet meer dan betaalafspraken
tussen de overheden, waarbij al bij voorbaat vast staat over welke organisaties
die afspraken gaan. Een goede toevoeging zou ditmaal zijn dat de overheden al vooruit
lopen op het traject van wetswijziging en in de convenanten de
gemeenschappelijke doelen van beleid opnemen en de zorgplicht voor podia en presentatieplekken (zie hiervoor) en hierbij streven
naar een functioneren ‘als één overheid’.
Ik roep het IPO en de VNG op om hun leden in deze richting te adviseren
en hoop dat het rijk nu eindelijk deze ‘stap naar voren’ durft te zetten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten