Zoeken in deze blog

dinsdag 27 augustus 2019

Culturele clusters als objecten van verleiding

In juni van dit jaar verscheen een publicatie van de Cultuurconnectie in samenwerking met Joris Kok: de Handreiking Krachtige Cultuur Kernen. De uitgave is mede de vrucht van de cursus die Kok samen met Bastiaan Vinkenburg (Berenschot) en ondergetekende in 2016 en 2017 verzorgde voor de Stichting Cultuur + Ondernemen. Deze zomer had ik tijd om de publicatie met aandacht te lezen. Zij gaat niet over het cultuurbeleid in kleine kernen, maar over samenwerking binnen multifunctionele culturele gebouwen. Over die samenwerking worden behartigenswaardige dingen gezegd. De uitgave biedt een interessante, realistische en tamelijk complete inkijk in de complexiteiten die optreden als culturele organisaties met elkaar gaan samenwerken, vooral als dit gebeurt in nieuwe of daarvoor geschikt gemaakte panden. Wat mij betreft is krachtenbundeling de centrale term bij pogingen om dit soort samenwerkingen tot stand te brengen en ook Kok cs kijken er op die manier naar. 
 
Als culturele organisaties hun huisvesting gaan delen dienen zich altijd een aantal spanningsvelden aan. De belangrijkste is die tussen de hooggestemde verwachting over de meerwaarde van de samenwerking en de weerbarstige uitvoeringspraktijk van alledag. Deze spanning manifesteert zich vaak tussen de subsidiërende gemeente en de culturele organisaties, maar ook geregeld tussen de organisaties onderling. Een ander spanningsveld is die tussen mogelijkheden die een nieuw gebouw biedt en de hoge huisvestingslasten die hiermee vaak samenhangen. Ook een spanningsveld is die tussen de gewenste culturele programmering en de benodigde commerciële inkomsten, vooral uit horeca. En wat te denken van het spanningsveld tussen de behoefte aan een eenduidige aansturing van het geheel versus de afzonderlijke belangen van verschillend geaarde organisaties?

Evenwichtige behandeling

In de Handreiking Krachtige Cultuur Kernen gaan Joris Kok en zijn mede-auteurs systematisch in op de diverse aspecten die samenhangen met het tot stand brengen van een cultureel samenwerkingsverband. Daarbij besteden zij aandacht aan de veronderstelde meerwaarden, de manieren om tot een productieve samenwerking te komen, de zaken die komen kijken bij het (ver)bouwproces en aan diverse organisatievraagstukken. De casuïstiek is daarbij vooral afkomstig uit het domein van de (samenwerking tussen) kunstencentra, bibliotheken en volksuniversiteiten, al komen ook theaters en musea aan bod als samenwerkingspartners.

De gesignaleerde spanningsvelden manifesteren zich ook in de publicatie. Regelmatig wordt er op twee gedachten gehinkt. Gelukkig zijn de auteurs zich hiervan ook bewust. Zo worden de voordelen van samenwerking en van multifunctioneel gebouwgebruik beleden, maar worden ook de voetangels en klemmen benoemd. Op die manier wordt een goede balans gevonden tussen enerzijds het promoten van de voordelen van multifunctionaliteit en anderzijds het beschrijven van de moeilijkheden en de valkuilen. 

Fusie en andere samenwerkingsvormen

Op sommige onderdelen is de publicatie wat onprecies. Zo wordt slechts mondjesmaat aandacht besteed aan de btw-kwesties die kunnen spelen bij (ver)bouw en exploitatie. En wordt er geen onderbouwd oordeel uitgesproken over de fundamentele keuze tussen het uitvoeren van de horeca in eigen beheer en het uitbesteden ervan. Ook wordt de gemeente automatisch (en dus wat al te makkelijk) in de positie geplaatst van gebouweigenaar, terwijl in de praktijk soms ook andere actoren die rol vervullen. Voorts is de manier waarop over de meest geschikte organisatievorm wordt gesproken niet volledig. Er wordt een vrij dualistisch onderscheid gehanteerd tussen de bestuurlijke fusie en de juridische fusie (tussen rechtspersonen), maar de bestuurlijke fusie blijft onbeschreven en andere samenwerkingsvormen (denk aan het samenwerken op basis van een overeenkomst) krijgen weinig aandacht, terwijl ik in mijn eigen adviespraktijk juist ervaar dat hybride samenwerkingsvormen op basis van goede afspraken vaak vruchtbaarder uitpakken dan gedwongen vormen van fusie.

Verleiding

Gezien de doelgroep van de publicatie (lokale beleidsambtenaren, raadsleden en wethouders) is het een goed idee om de publicatie te laten eindigen met vijf misverstanden rond clustering. Deze misverstanden (bijvoorbeeld: clustering leidt tot grotere efficiëntie) zijn goed om te benoemen. Door de misvattingen heen schemeren de spanningsvelden die ik hiervoor aanduidde. Daarbij is het belangrijk om te onderkennen dat gemeenten vaak druk uitoefenen op culturele organisaties om in één gebouw te gaan samenwerken, bijvoorbeeld vanwege een beoogde gebiedsontwikkeling. Voor culturele bestuurders is het dan zaak om te weten of ze zich hier wel of niet toe moeten laten verleiden. Want als er één ding duidelijk is, dan is het wel dat culturele clusters een verleiding vormen: vooral voor politici, stedenbouwers, architecten en adviseurs. En zoals met alle verleidingen is de kunst ook hier het vinden van een balans tussen hart en ratio.



NB: ook nuttige publicaties over dit onderwerp zijn:

­- Dijkman, P. Velen wegen naar het Kulturhus, Amsterdam 2011.

­ - Van Leent, M. Publiek vastgoed. Amsterdam 2012.

­- Van Schaik, M. Spaces of culture: A trialectic analysis of the recent developments of cultural venues, Amsterdam 2018 (binnenkort verschijnt van dit proefschrift een publieksversie bij NAI Uitgeverij).