Zoeken in deze blog

dinsdag 12 november 2019

Acht voordelen van verzelfstandiging


Vijf jaar geleden verscheen mijn boek De Culturele Stad – een handboek voor beleidsmakers en zij die het willen worden. Aanvankelijk had ik het plan om hierin ook ruim aandacht te besteden aan het cultuurbeleid van de steden in Vlaanderen. Dat het Vlaamse aandeel uiteindelijk beperkt bleef, kwam door mijn research en de gesprekken die ik voerde. Al snel bleek mij namelijk dat de beleidsthema’s in Vlaanderen exact hetzelfde zijn als in Nederland, maar dat de manier waarop de culturele sector is georganiseerd totaal anders is. Kort gezegd: anders gestructureerd, met andere taken en verantwoordelijkheden voor de overheden en met andere financiële relaties met de culturele organisaties. Een groot verschil is de positie van de grotere culturele instellingen: in Nederland veelal zelfstandig (in de vorm van een stichting of soms een vennootschap); in Vlaanderen vaak onderdeel van de overheid. Sindsdien sta ik regelmatig stil bij de vraag wat beter functioneert: een zelfstandige instelling of een organisatie-onderdeel waarbij de medewerkers de status hebben van ambtenaar.

De gesprekken die ik in Vlaanderen voerde vonden plaats in 2012 en 2013: tijdens en net na de periode Halbe Zijlstra. Weliswaar was Zijlstra maar kort (oktober 2010 - november 2012) staatssecretaris van Cultuur, maar zijn bezuinigingsmaatregelen hadden grote impact. In Vlaanderen werd ik er hard mee geconfronteerd: zo’n drastische ingreep zou in Vlaanderen ondenkbaar zijn, zo werd er gezegd, omdat veel Vlaamse culturele organisaties onderdeel zijn van de gemeente en daarmee “van de gemeenschap”. De ambtelijke inbedding als immuunsysteem tegen bezuinigingen dus. De theorie beviel me wel, maar de praktijk bracht me toch aan het twijfelen. Als ik Vlaams cultureel centrum, een museum of een bibliotheek binnen ging, viel ik ten prooi aan verbazing. Had de tijd er stil gestaan? Vonden er helemaal geen innovaties plaats? En, vooral: waarom had men zoveel personeel? 

Argumenten voor en tegen
Bij het denken over de voor- en nadelen van verzelfstandiging kom je al snel terecht in Cruijffiaanse confusies: ‘ieder voordeel heb z’n nadeel’. Want veel medewerkers hebben is misschien wel een voordeel, totdat je publiek verandert en je een andere manier van werken moet doorvoeren. En het Hollandse ‘cultureel ondernemerschap’ is wellicht een groot goed, totdat je merkt dat in ons land alles tegenwoordig “marktconform” wordt ingevuld, dus ook de manier waarop de huisvestingslasten van een nieuw cultuurgebouw worden bepaald.
Dit voorjaar deed ik samen met Joost Kok onderzoek naar de mogelijkheden om het cultureel ondernemerschap van het Theater aan het Vrijthof te vergroten. Een organisatie die nog onderdeel is van het gemeentelijk apparaat, wat gezien de nabijheid van België misschien geen toeval is. In de gemeenteraad van Maastricht liet ik onderstaande dia zien:

Het gaat over sturen
Daarnaast legde ik uit dat het bij de vraag wel of niet verzelfstandigen in essentie gaat over sturing: 
  • Hoe kan de gemeente voldoende sturen op een efficiënte en effectieve besteding van de publieke middelen die met de culturele programmering zijn gemoeid? 
  • Hoe kan de cultureel manager voldoende sturen op zijn bedrijf om cultureel ondernemerschap aan de dag te kunnen leggen? 
En ook legde ik uit waar verzelfstandiging niet over gaat. Het gaat niet over eigenaarschap, want meestal blijft het gebouw eigendom van de gemeente en blijft de organisatie afhankelijk van gemeentelijke subsidie. En eigenlijk gaat het ook niet over kostenreductie, want hoewel zelfstandige organisaties vaak op de lange termijn goedkoper werken, treedt dit voordeel pas op na verloop van jaren, als nieuwe medewerkers hun intrede doen en nieuwe afspraken (bv over de uitvoering van backoffice taken, over systemen en over gebouwbeheer) hun uitwerking hebben. 

Acht voordelen
De gemeenteraad van Maastricht vond de beslissing lastig. Men besloot eerst het bredere perspectief te willen zien: het nieuwe cultuurbeleid van de gemeente, de wisselwerking met het theater in Heerlen, de ontwikkelingen in de zogeheten Stedelijke Cultuurregio Zuid. Toch denk ik dat men uiteindelijk zal kiezen voor verzelfstandiging (lees: het theater uit de ambtelijke organisatie halen), want een achttal voordelen – door mij op de weegschaal gepresenteerd – geeft op termijn de doorslag:
  • De culturele kracht neemt toe: een zelfstandige culturele organisatie wordt gestimuleerd om meer en ander publiek te bereiken.
  • Bij zelfstandigheid gaat alle energie naar de culturele corebusiness, niet meer naar alle intern-gemeentelijke overlegverplichtingen.
  • Afspraken worden explicieter: het management krijgt meer greep op de bedrijfsvoering, de gemeente meer op de prestaties. Management én gemeente kunnen beter sturen.
  • De financiële kracht neemt toe omdat het management greep krijgt op álle kosten, ook op de (vaak wat onzichtbare en binnen het gemeentelijk apparaat versleutelde) overhead.
  • Zelfstandig personeelsbeleid wordt mogelijk, volledig op maat van de ondernemende organisatie.
  • De directiefunctie wordt aantrekkelijk voor een culturele topper.
  • Bestuursleden (RvT of RvC) kunnen een waardevol klankbord voor de directie zijn.
  • Een passende financiële administratie en ict-infrastructuur worden mogelijk.
Tegenover deze voordelen staan naast gevoelsmatige bezwaren maar twee echte nadelen. Op termijn (niet in de overgangssituatie) zal er scherper worden gestuurd op de omvang van de personeelsformatie. En het immuunsysteem tegen bezuinigingen is misschien minder. Maar immuunsystemen laten zich ook weer versterken. Daarover een andere keer.

NB: ook in Vlaanderen over dit thema is een ontwikkeling gaande. Vorig jaar verscheen hierover een relevante publicatie: Schramme, A.(red), Cultuur op eigen koers - Verzelfstandiging van musea en andere culturele organisaties, Leuven 2018.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten